
-Schrijverspagina- Rien de Heer
Gedichten
Corona moe
​
Ook vandaag is de wereld bijna zwart gekleed
vogels vliegen verdrietig door de regen
iedereen is bevangen door de kou
​
om verloren geliefden hebben we moeten huilen
slechts heel kort was het normale leven terug
inmiddels heeft de herfst weer toegeslagen
​
toch blijven we hopen en dromen
misschien is corona wel gevlucht
is het leven onverwacht veranderd
terwijl we sliepen
​
als alles dat waar is niet anders is geworden
hoe lang hopen en geloven we dan nog?
De rivier
​
Kon je maar tot rust komen
in de kabbelende zee
van waaruit je ooit ontsprong
​
maar hoe je het tij ook wendt of keert
je blijft de dagelijkse brenger van eb en vloed
van het eerste morgenlicht
tot aan de laatste schemering
​
kon je je maar in haar
verdwijnen, maar je nestelt je
aan haar rand, stromend
van dag tot dag
bevaren door kleine en grote schepen
Wandeling in de nacht
Hij wist niet wat hij zou moeten doen
als aan alles een einde zou komen
heel even dacht hij het te weten, maar wanneer
dat wist hij niet, daarom liep hij door en bleef alleen
slechts lege straten en pleinen
wind van de rivier, van de verte
kabbelende golven van angst, verlangen
wachtend op wat komen zou, nu of nooit
hij liep in wanorde verloren
toch altijd uitkomend bij de rivier
zich niet meer afvragend
wie de lichten ontstak op de brug
wie de verlaten straten nieuwe
wandelaars gaf en waarvandaan
de geluiden van de ochtend bleven komen
Gelukkig zei je “ja”
​
Mag ik bij je komen liggen,
dan spreken we daar af
om pas te gaan slapen als de nacht
in de vroege morgen is verdwenen?
​
het is de wind die deze woorden
van mijn lippen laat komen en wegblaast
als vroege mist van het gras
​
als de verleidelijke geur
van bloeiende anemonen
op het kussen tussen ons in
​
ik merk dat jouw adem even stokt
omdat mijn vingers jou op dat moment
heel kort en teder beroeren
​
ik zucht wat wolken bijeen
om samen op weg te drijven
in het donker van de nacht
Zo vertrouwd
Ik lees en schrijf wat gedichten
een goed glas wijn, het haardvuur brandt
ik voel je hand om mijn schouder
je leest mee, corrigeert
ik accepteer
jouw hand en de veranderingen
heel gewoon, heel spontaan
zo vertrouwd
jouw hand om mijn schouder
Lente
De prille lentezon,
zo lang al gemist,
verwarmde het natte gras,
dat tot aan de hemel wilde groeien
veroverde een plekje in mijn ogen, ontkiemde
en maakte deze dag, deze zalige dag,
tot het begin van de lente
begin maart, best nog vroeg, en jij
was natuurlijk de mooiste
de eerste bloempjes vulden zich met levenslucht
en ergens klonk muziek
Het was er
Ik voelde
een aanraking
in het donker
minimaal, maar toch,
het was er
een lichte beroering in het donker
zachtjes kloppend
op de rand van het onwaarschijnlijke
het tijdloze gevoel
klopte
tegen de deur van mijn verlangen
ik hoorde de woorden
in het donker
die mij riepen
ik voelde het, hoorde het
met een glimlach aan
het was er
Onbereikbaar
Net voor het instappen
zie ik jouw gezicht
in de massa van mensen,
waarin iedereen verdwaalt
mijn woorden verliezen hun kracht
in de dichtslaande deuren
wanhopig kijk ik door het raam
waar de regen voorzichtig tegen tikt
het dringt langzaam tot me door:
dit is geen toeval, maar een vervolg op
een begin, dat niet van de grond komt
onze blikken bereiken elkaar niet
woorden zwijgen –
verstillen mijn verlangen niet
dit is hoe ons begin maar niet ontstaat
Zachte landing
Ik wist het natuurlijk al heel lang,
maar de wereld moest nog wakker worden.
en de zomerstoelen
stonden nog niet buiten
de deur van de schuur was nog altijd gesloten
jou moest ik het nog vertellen,
nee, zeker niet schrijven
over ons samen
iemand fluisterde lieve woorden,
zag de merels zachtjes landen
Ga je met me mee?
Ik schrijf een zin
met sierlijke letters,
ik maak een gedicht
met zinnen
daarbij droom ik weg
in fantasie - gevoelens
waar lezers mij mogen vinden
ik verdwaal in een werkelijkheid
neem deze in gedachten
en droom van
letters, woorden, zinnen
alleen de lezers
om me heen
die mogen
met me mee
Verdronken in liefde
Voorzichtig, ons samenzijn versterkend
zijn we in elkaar verdronken
het verlangen naar elkaar
als een fluwelen gloed
over onze naakte lichamen verspreid
alsof we al heel lang
op dit moment hebben gewacht
heb ik mijn liefde voor jou
stilzwijgend als een wit laken
over je heen geslagen
toedekkend, liefde,
op de golven van de zee
liefde, zo intens
dat er geen naam voor bestaat
Samenzijn
Naast mij schuilt jouw spiegelbeeld,
verlangend beweeg ik er naar toe
werkelijkheid en fantasie warmen zich aan jou,
stil adem ik jouw liefde in
soms, eigenlijk net zo vaak,
gebeurt het andersom
jouw aanraking brengt me
naar de rust waarin ik leven kan
jij weet dit, ik weet het
samen slapen we
tot we ontwaken in ons samenzijn
In de supermarkt
Met in zijn hand
een boodschappentas, verkreukeld,
van de plaatselijke supermarkt
gekromde schouders,
traag te voet,
een door ouderdom verweerd gelaat
leunend op het karretje,
kijkt hij mij aan en vraagt
of ik een bruin brood wil pakken,
voor hem ligt het net te hoog
ik geef het hem
het oude baasje knikt dankbaar
en gaat op zoek naar meer
bij de kassa kom ik hem weer tegen
het brood ligt op de lopende band
met gesneden kaas en een pak melk
onze blikken ontmoeten elkaar
een vluchtige herkenning
de man betaalt zijn boodschappen
en groet me bij het weglopen